zaterdag 19 oktober 2013

De keuken is mijn wereld.


Onze Jongste mist haar grote zus die aan zee is en is tijdig op. Het vroege uur op zondag zint Het Lijf niks. Dik tegen zijn goesting sleep ik Het Lijf uit bed, gelokt door de verse broodjes. Na het ontbijt maak ik de beloofde frangipanetaart met Onze Jongste. Nadien helpt ze me nog met het verkruimelen van het glutenvrije brood voor mijn broodpudding. Ze vindt het namelijk zielig dat ik niets heb om te snoepen omdat ik geen frangipanetaart mag eten. Maar opeens is mijn bakkertje het beu en is ze weg. Ik piep even in de oven, dek de frangipanetaart af met zilverpapier tegen het verbranden en geniet van de geuren die opstijgen uit de oven. Zelf ben ik niet zo gek op frangipanetaart, maar ze ruikt heerlijk en het is veel te lang geleden dat ik deze taart nog eens bakte. Ik giet de warme rijstmelk bij het broodkruim voor de broodpudding en start met mengen. Wat zwaar! Het rechtstaan in combinatie met het mengen valt me lelijk tegen, ik voel me opeens  niet goed en laat me met kom en al zakken tot op de grond. Daar zit ik dan. "Dancing inside my head" is wel heel ver te zoeken. Koppig meng ik verder, zittend op de grond met de kom tussen mijn benen. Wat is dit, zeg, wat is het Het Lijf tegendraads! Net op het moment dat het laatste vormpje gevuld is met het broodpuddingmengsel, loopt de kookwekker voor de taart af. De taart uit, de broodpuddingvormpjes in de oven. Intussen ben ik al misselijk van vermoeidheid, maar ik durf de oven niet alleen laten. Het is de eerste keer dat ik dit broodpuddingrecept maak en ik heb geen idee hoe snel dit mengsel al dan niet verbrandt. Ondanks de misselijkheid besluit ik in de buurt van de oven te blijven, veertig minuten lang. Ik ruim de keuken op, was wat spullen af, vul de vaatwasser en… tel, met één oog op de oven, de minuten af. Tien minuten voor het einde draai ik de oven uit en sleep me naar boven. Daar leg ik me neer in de zetel en kijk samen met Onze Jongste naar enkele jeugdseries. Rond halftwee voel ik me nog geen spatje beter en verhuis ik naar de slaapkamer. Machteloos, gefrustreerd. Ik val snel in slaap. Ik word gewekt door een telefoontje van Onze Oudste, die onderweg van zee naar huis in de file staat. Ik sta op, voel me wat beter, douche, kleed me eindelijk aan en ga mee Onze Oudste ophalen bij haar vriendin. Terug thuis begin ik aan het avondeten waarvoor ik tegen mijn gewoonte in hulp inroep. Terwijl ik me bezig houd met de tomatensaus en de balletjes, zorgt mijn keukenteam voor de versgesneden frietjes. “Moet ik verder mengen?”, vraagt Mijne Ridder opeens terwijl ik het gehakt sta te kneden. Dankbaar geef ik de kom door. Net als vanochtend voelt de combinatie van mengen/kneden en rechtstaan loodzwaar aan, ik heb niets gezegd, maar hij had het blijkbaar gezien. “Maar zelf iets vragen, neen, hoor”, zegt hij gemaakt boos. Tja… We laten het avondeten smaken en na het eten kruip ik alweer, jawel, in de zetel. De televisie neemt over en als ik ga slapen, ben ik onmiddellijk in dromenland.

Maandagochtend. Aan het gestommel in huis te horen, is iedereen al op en zich aan het klaarmaken. Eén oog open. Kwart voor zeven. Rap terug dicht. Eigenlijk wil ik niet opstaan, wil ik niet weten hoe Het Lijf aanvoelt vandaag. Een kwartier later stap ik voorzichtig uit bed. Net op tijd om Onze Jongste en haar outfit te onderscheppen (“Ik vind het mooi en het zit zo goed”). Rustig de trap af en aanschuiven aan de ontbijttafel. So far, so good. Afruimen na het ontbijt. Check. De trap op met de wasmand die al van vrijdag onderaan de trap staat. Hola. Het gaat, maar ik heb minstens hartslag 150 bovenaan de trap. Hmm, beter dan gisteren en eergisteren, nog niet optimaal. Rustig aan vandaag, Nans. Eerst maar ‘ns douchen en aankleden en daarna richting bank om eindelijk die nieuwe bankkaart af te halen. Verrassend genoeg loop ik daar mijn oude baas tegen het lijf. Het wordt een trip down memory lane. We lachen wat af, toch ben ik opgelucht als ik vertrek. Zo lang staan, brr, toch nog mijn ding niet. Als ik thuis kom, stop ik eerst maar eens een was in de machine. Het is dan ook hóóg nodig. Nadien trek ik mijn wandelschoenen aan voor een toertje door de velden. A walk a day keeps  Epstein away! Het is lekker fris en aan een stevig tempo wandel ik me warm. Nog geen tien minuten later moet ik het tempo al drastisch laten zakken. Grmbl. Ik besluit dit de pret niet te laten bederven (dancing inside my head, weet je wel) en geef mijn ogen goed de kost. Zelfs op een grijze en grauwe dag als vandaag is nog overal kleur te bekennen. 

Als ik thuiskom, staat de was nog te draaien en kan ik ongegeneerd de zetel in duiken. Mijn hoofd is heerlijk leeg van de wandeling, maar mijn batterij ook. Eigenlijk zou ik stoofvlees maken, maar ik kies voor het minder bewerkelijke worst-met-spruitjes zodat ik extra lang kan rusten.

Dinsdag naar Brussel, gelukkig mét zitplaats op de trein. Bij het verlaten van het station voel ik alweer dat ik een aambeeld mee door de dag zal sleuren. Och ja. Het rondlopen is beperkt, werk genoeg en het is middag voor ik het besef. Aan tafel blijkt dat de namiddagvergadering in een ander gebouw is dan het onze. Slik. Ik zal tijdig moeten vertrekken, want me haasten is nefast op een dag als deze. Gelukkig hoef ik geen laptop of beamer te dragen! Ik ben opgelucht als ik na de vergadering opnieuw op mijn eigen werkplek zit en de rest van de werkdag verloopt normaal. Wel merk ik dat ik niet te lang mag rechtstaan als ik bij collega’s sta. Een stoel, een bureau, alles is goed om me even op neer te zetten. ’s Avonds thuis heeft Mijne Ridder gekookt en hakken we eindelijk een paar knopen door in verband met de verjaardag van Onze Oudste. Ik heb het altijd maar uitgesteld omdat ik niet weet hoe Het Lijf evolueert. Zaterdag wordt de dochter 13 en dat kan natuurlijk niet ongemerkt voorbij gaan. Maar hoe begin je daar aan terwijl het energieniveau zo laag ligt? Trots opzij zetten en hulp inroepen… 
Woensdag mag ik thuiswerken. Ik ploeg me door mijn verslag en hou mijn mailbox in de gaten. Tegen de middag ben ik p-o-m-p-a-f en plof ik in de zetel tot de meiden allebei thuis zijn voor het middageten. Na de boterhammetjes opnieuw de zetel in. Het wordt me te machtig, ik krijg het echt lastig. Is dit het nu, is dit nu mijn leven? Positief denken, allemaal goed en wel, maar intussen glijden de dagen voorbij en dat is tijd die je nooit meer terug krijgt. Hoe maak je er het beste van vanuit de zetel, hoe pluk je de dag?? Tegen ’s avonds sleep ik me uit de zetel en kook voor mijn gezin. Maar zelf krijg ik geen hap door m’n keel. 

Zoals te verwachten sta ik donderdag op met een knoert van een migraineaanval. De weerslag van het emo-dagje gisteren uiteraard. Op cola en Dafalgan vang ik de reis naar Brussel aan. Vreemd genoeg voel ik me mentaal beter dan gisteren, ondanks de misselijkmakende hoofdpijn. En gelukkig voel ik me mentaal beter, want als ik ’s avonds aangereden word, blijf ik rustig. De achterligger had zo het drukke verkeer op de rotonde in de gaten dat hij niet gezien had dat ik gestopt was. De vriendelijke jongeman excuseert zich uitvoerig, ikzelf ben al lang blij dat hij niet agressief en wel verzekerd is. We vullen het Europese aanrijdingsformulier in en elk gaat terug zijn weg. Na enkele kilometers in de wagen komt de nekstijfheid opzetten. Zucht. Nu dat weer. Morgen maar eens naar de dokter!

Het to-do-lijstje van vrijdag is aardig gevuld en toch probeer ik te doseren. In de voormiddag langsgaan bij de verzekeringsmakelaar (ah ja, het aanrijdingsformulier), de auto van mijn ouders ophalen (ah ja, onze koffer kan niet meer open) en boodschappen doen (ah ja, voor de verjaardagsfeestjes). Na het middageten duik ik mijn bedje in, tot het tijd is om het feestvarken en haar vriendinnen op te pikken aan school. Het is een vrolijke bende en ik geniet met volle teugen. Zo’n bende tieners in huis, hoe plezant is dat, zeg! Ze zijn luid, ze zijn hevig, ze zijn vrolijk, ze lachen wat af, super! Ik laat de bende in de goede handen van Mijne Ridder achter om even langs te gaan bij de huisarts met die zere nek. De meisjes laten zich de frietjes goed smaken en tegen dat het donker wordt, vertrekken we naar de schaatsbaan. Het kriebelt, ik zou graag mee op het ijs staan maar dat kan natuurlijk niet. Enerzijds door het energieniveau van Het Lijf (uiteraard), anderzijds omdat de botsing me opgezadeld heeft met een stijve nek.  Het is discoschaatsen, de muziek pompt door de ruimte en geeft mij een ritme om me warm te trappelen aan de kant van de ijsbaan. De meiden amuseren zich en ik ook! Veel te laat vertrekken we terug, eens thuis drinken ze nog een warme chocomelk en eten ze een stukje taart. Ook ik snoep mee. Morgen zal ik sowieso niet veel energie hebben, laat me dan maar eens zondigen. Een voor een worden de meiden opgehaald. Het was een fijne avond!

Zaterdagvoormiddag trek ik me terug in de keuken en kook voor onze 12 zondagse gasten kalfsblanquette (en voor mezelf een “dieet”versie).  De rest van de dag breng ik rustend of slapend door, tot we Onze Oudste ophalen aan de academie en doorrijden naar de kledingwinkel. De beide dochters kunnen wat nieuwe t-shirts gebruiken. Bij thuiskomst moet alleen het door mijn moeder gemaakte stoofvlees opgewarmd worden. En dan opnieuw rust. Want morgen is feestje nummer twee!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten