Eindelijk… is het zo
ver. Ik. Ga. Terug. Werken. Ben ik dan genezen? Bijlange niet! Ik ben tijdens mijn
jaar ziekteverlof zelfs niet verbeterd. Maar ook niet verslechterd. Het is een
golfbeweging maar in grote lijnen blijft mijn energiepeil stabiel. Op een laag
niveau helaas, maar stabiel. Met die kennis kan ik wat, vind ik. Ik ben
fysiek niet verbeterd, maar ik denk en hoop dat ik met mijn energie-emmertje
wel verstandiger heb leren omgaan. De toekomst zal uitwijzen of ik mezelf juist
inschat. Ik wil het proberen. Als het niet lukt, loop ik met mijn gezicht tegen
de muur maar dan heb ik het tenminste geprobeerd.
Begin januari stel ik dé vraag die me al een tijdje bezig
houdt aan de huisarts: “Ik ga niet meer genezen, hé?” Ze kijkt me aan. “Ik denk
het niet,” zegt ze, “het duurt al te lang.” Drie jaar ben ik al ziek, meer dan
een vol jaar thuis in ziekteverlof, zonder verbetering. Het antwoord is niet
hetgene dat ik wilde horen, maar voelt wel correct aan. Het is ook de boodschap die de prof in het Instituut voor Tropische Geneeskunde me anderhalf jaar geleden heeft willen meegeven. Toen was ik er niet klaar voor, nu weet ik dat hij gelijk had. Het is een bevestiging
van wat mijn intuïtie me vertelt. Nadat ik eerst eventjes de ogen uit mijn kop
jank, overdenk ik mijn mogelijkheden. De situatie is zoals ze nu is en zo moet
ik voort. Geen onmogelijke behandelingen meer, geen onrealistische hoop meer
koesteren, mijn leven opbouwen op de situatie zoals ze nu is. En alert blijven
voor eventuele oplossingen om mijn levenskwaliteit te verhogen. Dat wel. Uiteraard.
Bij mijn leven opbouwen, daar hoort voor mij werken bij. Ik
heb altijd graag gewerkt, mis mijn werk en mijn collega’s. En toegegeven, van
een leven tussen vier muren word ik écht niet gelukkig. Voorzichtig zet ik de
eerste stappen van mijn actieplan. Overdenken hoe ik het uit werken gaan
praktisch ga aanpakken. Klein beginnen en
hopelijk opbouwen. Polsen bij mijn baas of ik mag terugkomen. Geen probleem. Vragen aan mijn ouders of
zij die eerste werkdag de kinderen willen opvangen. Met graagte. Afspraak bij de dokter inplannen. Drie muisklikken en het is gebeurd. Goed voor mezelf zorgen. Ik wandel, ik rust, ik eet.
Dan komt J., de beste coach ever, met een geniale tip (een
van haar zovele) op de proppen. Om Het Lijf klaar te maken om te gaan werken,
moet ik het “trainen”, moet ik Het
Lijf laten wennen aan het nieuwe ritme. Het idee is zo simpel als dat je het
leest. De praktijk daarentegen… Vanaf dat moment neem ik me voor dat ik niet
meer ga rusten vóór twee uur ’s middags. Twee uur zal zowat het tijdstip zijn
dat ik zal thuiskomen op mijn werkdagen. Nadien kan ik slapen zodat ik terug
een beetje mens ben tegen dat man en kinderen thuiskomen. De “training” blijkt
balanceren op een slappe koord, maar meestal kan ik erop blijven staan.
Natuurlijk tuimel ik er ook al wel ‘ns af. Zo ging ik ‘ns de stoere uithangen,
besloot mijn namiddagrust over te slaan en spendeerde vervolgens de komende
drieëneenhalve dag uitsluitend horizontaal. Wie niet horen wil… Het Lijf heeft
uiteindelijk altijd het laatste woord. Dat leer ik nog alle dagen. Met vallen,
blijven liggen en weer opstaan.
“Het Lijf heeft altijd het laatste woord” en “ik wil
dolgraag gaan werken”. De combinatie van die twee zorgt ervoor dat ik het “gaan
werken-actieplan” met fluwelen handschoentjes aanpak. Ik zal starten met twee
halve dagen per week. Twee voormiddagen, 20%. Het lijkt niks en een tijd terug
zou ik er minachtend mijn neus voor opgehaald hebben. Nu bekijk ik het anders.
Twee halve dagen is meer dan ik nu heb en wat er eventueel nog extra zou bij
komen, is nog meer winst. De twee voormiddagen worden ook gespreid over de week
zodat ik tussen mijn twee werkdagen op adem kan komen. Voorzichtig en
verstandig zijn de sleutelwoorden.
De huisarts staat gelukkig helemaal achter mijn “gaan
werken-actieplan” en schrijft me een deeltijds voor. Mijn collega regelt de
administratieve kant met de personeelsdienst en op Goede Vrijdag komt de
controle-arts langs. Deze keer krijg ik een andere arts dan de vorige keren en
deze man is zowaar zelfs goedgehumeurd. Hij luistert naar mijn verhaal,
begrijpt waarom ik terug wil gaan werken en ondertekent het formulier. Hij zegt
er zelfs bij dat hij me moedig vindt en wenst me succes. Ik sta paf. Goede
Vrijdag is voor mij… een goede vrijdag!