zaterdag 16 februari 2013

Be a hero for one day.


15 februari 2013. Al weken in het rood aangeduid in mijn agenda. Eerst als loopdoel voor mijn 5 kilometer, nadat Het Lijf z’n veto stelde enkel als uitstapje. In beide gevallen met een weerzien met Wisken, een straffe madam die ik nu voor het eerst in ’t echt lopend aan het werk zal zien. Want Wisken heeft voor zichzelf een speciaal verjaardagsgeschenk in gedachten:een marathon lopen. Zij is a hero for one day.

We hebben wat moeten zoeken naar de plaats van het gebeuren (Watersportbaan in Gent), ons wat vastgereden in het verkeer en daardoor Wisken’s start gemist. Het eerste beeld van Wisken dat we krijgen, is een ontspannen loopster met een brede glimlach, vrolijk pratend met de lopers die haar omringen onder een stralende zon. Koud maar droog weer, zoals ze zelf gehoopt had. Mevrouw loopt dan wel een marathon, ze neemt toch de tijd om een knuffel te komen geven als we snel uit de auto stappen om haar aan te moedigen. Straf. Als ik haar terug zie vertrekken, komen de tranen. Het overvalt me, na al die tijd zou ik al mogen aanvaard hebben dat ik vandaag geen deel zal uitmaken van dat groepje begeleidende lopers. Gelukkig sluiten er zich onmiddellijk twee vertrouwde armen rond mij. Mijne Ridder. Tien minuten later gevolgd door nog twee paar vertrouwde armen, want het is een blij weerzien met onze dochters. Ze worden door mijn ouders afgezet in Gent op de terugweg van een weekje zee. Intussen loopt Wisken vlotjes verder. Als ze voor de derde keer over De Streep loopt, besluit ik dat ik ook een rondje voor mijn rekening neem. Al wandelend wel te verstaan. A walk a day keeps Epstein away, niet waar? Mijn gezinsleden voelen zich niet aangesproken om me te vergezellen, dus trek ik alleen op pad. Eigenlijk is de Watersportbaan een bizarre locatie. Enerzijds heb je de rust die van het water afstraalt, inclusief eenden en meerkoeten die op het water dobberen;  anderzijds heb je het drukke verkeer dat continue langsraast. Hoe dan ook, er wordt enorm veel gelopen en niet alleen door Wisken’s compagnie. Als ik aan de overzijde van het water ben, zie ik het lopersgroepje opnieuw De Streep kruisen, met onze twee in jeans en gewone schoenen gestoken dochters in hun kielzog.  Ik glimlach en wandel verder. Ik neem de tijd om alles in me op te nemen: de verbazing omdat zo weinig lopers gebruik maken van de Finse piste maar kiezen voor de stoep, de trainende roeiers, vaak piepjong (of is het omdat ik ouder word?!) in hun skiffs, de coach die vanop de oever zijn instructies via megafoon communiceert naar zijn pupil op het water. Vlak voor het vier kilometerbord loopt Wisken’s groepje me voorbij.  In één oogopslag zie ik dat Wisken’s gezicht vertrokken is. Toch loopt ze dapper verder. Even na het vier kilometerbord krijg ik gezelschap: de laatste kilometer wandelen Mijne Ridder en de meisjes met me mee. De wandeling is probleemloos verlopen, ik noteer dat vijf kilometer op plat gelijk tot mijn mogelijkheden behoort. 

Terug aan de streep verneem ik dat Wisken last heeft van haar maag en dat ze echt aan het afzien is. Puur op karakter zet ze door, het wordt donker, maar toch blijft ze gaan. In een tijd die later is dan ze gehoopt had, finisht ze. 42 kilometer, waarvan bijna de helft met maagkrampen, je moet het maar doen. Ze straalt alweer als ze de champagne in het rond laat spuiten. Ze kust en knuffelt wat af en ook ik kom aan de beurt. “Ik zal nog ‘ns een marathon lopen als ge kunt meelopen”, zegt ze terwijl ze me een warme welgemeende knuffel geeft. Het is me er toch eentje, die Wisken. Aan De Streep komen we nog oude bekenden van ons canyoningkamp in Escalona tegen. De kinderen pikken de draad op waar ze die een half jaar geleden lieten liggen en ook zij genieten van het weerzien. Het wordt een fijne avond, daar aan De Streep.

Wisken is een inspirerende madam. Mijn mentale batterij is 200% opgeladen door haar bezig te zien, te horen en te voelen. En… ze heeft me aan het denken gezet. Zo oppert ze dat ik misschien beter 500 meter zwem i.p.v. een kilometer. Ik zwem een kilometer omdat dat gaat, alleen duurt het recupereren na het zwemmen enorm lang. (Ik heb het over dagen!). Misschien moet ik inderdaad met minder beginnen…?

zaterdag 2 februari 2013

Hè, hè, het is gelukt.


Hèhè, het is gelukt! Na meer dan een maand, ben ik nog ‘ns in het zwembadwater gedoken! Onze Oudste had geen school vandaag, dus trek ik met haar richting Sportoase. En terwijl zij in alle vrijheid van het lege recreatiegedeelte geniet, neem ik een kijkje in de zwemzone. Eerst op zoek naar een baan. In baan 8 blijkt slechts één man te zwemmen, maar die neemt zoveel plaats in dat ik er niet bij kan. In baan 6 is een vrouw aan een stevig tempo crawl aan het zwemmen. Toch zal het deze worden. Brilletje op mijn snuit en daar ga ik. De eerste slagen zijn wat onwennig, maar al snel zit ik in een goede cadans. Rustig, mijn eigen tempo. Voor ik het weet, is de eerste 250 meter om en stop ik even om mijn brilletje uit te gieten. Ook de volgende 250 meter gaan als vanzelf. Ik word gedragen door het water en merk dat ik nog helemaal geen rugpijn heb. Ik oogst de opbrengst van mijn wandelingetjes!
Op 500 meter stop ik opnieuw, neem de tijd om mijn brilletje aan te spannen, zwaai naar Onze Oudste en vertrek opnieuw. Maar o-ho… wat wegen mijn armen en benen ineens zwaar… Opgeven is geen optie en ik zwem verder. Na enkele lengtes zwem ik opnieuw gemakkelijker.
Op 750 meter beslis ik niet te stoppen. Het zwemmen gaat goed en ik heb nog steeds geen rugpijn. Wijze beslissing, want ik haal de kilometer. 45 minuten.

Ik loop naar het recreatiegedeelte en laat me door Onze Oudste overtuigen toch maar van de glijbaan te gaan. Na twee keer de trappen op te klauteren, voel ik dat het genoeg is en nestel ik me in mijn handdoek. Een ongelooflijke vermoeidheid overvalt me. Als ik me wat beter voel, pluk ik Onze Oudste uit het zwembad en trekken we naar de kleedkamers. File aan de douche, wachten aan de kleedkamers, het valt me zwaar. Uiteindelijk geraken we toch in onze kleren en trekken richting Colruyt voor enkele ingrediënten voor het avondeten, één van Onze Oudste’s lievelingskostjes. Ik gris bij de ingang van de winkel een doosje mee waar ik vanuit de rekken wat spullen in mik en merk dat ik kribbig word. “Ze is moe, ze is prikkelbaar”, zei Mijne Ridder gisteren nog toen hij me naar de zetel stuurde. Het doosje waar nauwelijks wat in zit, geef ik aan Onze Oudste. Het lijkt zo zwaar dat ik bang ben dat ik het laat vallen. Wat is dat toch met mij?! Met een bezorgde blik maar zonder morren neemt ze het doosje over. En voor de zoveelste keer de afgelopen maanden, prijs ik me gelukkig met mijn flinke, zelfstandige dochters.
Terwijl Onze Oudste in het rek een zak chips uitkiest, laat ik me zakken op een trapje dat daar staat. Ik krijg een hautaine blik van een winkelende vrouw, voel me even ongemakkelijk maar kan het toch niet opbrengen om te gaan staan. Als Onze Oudste ein-de-lijk de geliefde tube chips veroverd heeft, trekken we naar de kassa.  Wachtend in de rij, schuif ik de boodschappen met mijn voet vooruit. “Rare manier”, grijnst de dochter. Twintig minuten later zijn we thuis, kunnen we eten en duik ik nog eventjes onder de lakens voor ik Onze Jongste van school ga halen. Hèhè, het is gelukt!